bedroefd zijn over (v) (gevoelens) | essere rammaricato (v) (gevoelens) |
bedroefd zijn over (v) (gevoelens) | lamentare (v) (gevoelens) |
bedroefd zijn over (v) (gevoelens) | deplorare (v) (gevoelens) |
bedroefd zijn over (v) (gevoelens) | spiacere (v) (gevoelens) |
bedroefd zijn over (v) (gevoelens) | commiserare (v) (gevoelens) |
bedroefd zijn over (v) (gevoelens) | lamentarsi (v) (gevoelens) |
bedroefd zijn over (v) (gevoelens) | compiangere (v) (gevoelens) |
bedroefd zijn over (v) (gevoelens) | piangere (v) (gevoelens) |
bedroefd zijn over (v) (gevoelens) | dolersi di (v) (gevoelens) |
bedroefd zijn over (v) (gevoelens) | essere pieno di rincrescimento (v) (gevoelens) |
bedroefd zijn over (v) (gevoelens) | partecipare al dolore (v) (gevoelens) |
bedroefd zijn over (v) (gevoelens) | dispiacere (m) (v) (gevoelens) |